Vele fruitliefhebbers moeten het vandaag stellen met een kleine tuin of slechts met een groen balkon. De vraag naar geschikte fruitbomen die geteeld kunnen worden op een kleine oppervlakte groeit jaar na jaar. In de vorige nummers van Pomologia hebben we reeds de ‘Overstapbomen’ behandeld. Voor de kleine tuin kunnen we leivormen, kolombomen of dwergvormen aanbieden. In dit artikel willen we de aandacht vestigen op de typische kolomvormen bij bepaalde appelvariëteiten. In de toekomst zullen we de mogelijkheden voor de peren, pruimen en kersen onder de loep nemen.
Ontstaan van de appelspurs
De Canadese fruitteler Anthony Wijcik ontdekte in 1963 in zijn boomgaard met de appelvariëteit ‘McIntosh’ een spontaan gemuteerde twijg met zeer korte internodia, waardoor de knoppen zeer dicht op mekaar zitten. Tevens is de apicale dominantie zeer sterk uitgesproken, hetgeen inhoudt dat het groeipunt aan de top (apex) de onderliggende knoppen zeer sterk onderdrukt, zodat ze nauwelijks of niet kunnen uitgroeien tot een zijtwijg. Deze groeiafwijking (‘spurgroei’) geeft aan de bomen met dit gen een typische zuilvorm. Door het inkruisen van deze genmutatie werden de laatste decennia tientallen, zo niet honderden nieuwe soorten geselecteerd. De eerste selecties van de kruisingen met McIntosh ‘Wijcik’ werden op de markt gebracht onder het merk ‘Ballerina®’. Deze variëteiten Waltz, Bolero, Polka, Flamenco en Maypole erfden niet alleen de groeivorm, maar ook de gevoeligheid voor witziekte en vruchtboomkanker over van de moedervariëteit McIntosh.
Nieuwe, meer resistente variëteiten met zuilvorm
Verder doorgedreven kruisingen en selecties hebben meer ziektetolerante variëteiten met smaakvollere, mooie, knapperige appels opgeleverd, met een grote verscheidenheid aan rijpingsperioden en gebruiksmogelijkheden.
Variëteit (herkomst) (ZelfBevruchtend of niet ZB) |
Rijptijd (gebruik) | Eigenschappen |
Suncats® (DE) - niet ZB | aug (aug-sep) | Middelgroot, rode blos, vast, knapperig, weinig zuur |
Sonate (CZ) - niet ZB | sep (sep - nov) | Middelgroot, felrode streepjes, blos, zoetzuur |
Goldcats® (DE) - niet ZB | sep (sep - nov) | Middelgroot, geel, zachtzuur tot zoet |
Redcats® (DE) - niet ZB | sep (sep - nov) | Middelgroot, dieprood, sappig, knapperig, zoet |
Starcats® (DE) - niet ZB | sep (sep - nov) | Middelgroot, rood, vast vruchtvlees, smaak vergelijkbaar met Elstar |
Pomredrobust® (DE) - ZB | sep (sep - nov) | Middelgroot, zeer productief, vast, zoet en sappig |
Greencats® (DE) - niet ZB | sep (sep - dec) | Middelgroot, felgroen, zuur |
Rhapsodie® (CZ) - niet ZB | eind sep (okt - dec) | Middelgroot, geelgroen, rode blos, sappig, knapperig, zoetzuur |
Rondo® (CZ) - niet ZB | okt (okt - jan) | Middelgroot, geelgroen, rode blos, sappig, knapperig, zoetzuur |
Jucunda (CZ) - ZB | okt (okt - jan) | Groot, karmijnrode blos, zwakkere groei, vruchtbare bodem nodig |
Red River - Villandry® Delcoti (FR) - niet ZB | okt (nov - feb) | Groot, afgeplat, donkerrode blos, vast, knappend, zoet (zonder zuren) |
Snoei van kolomvormen
Sommige nakomelingen van de McIntosh Wijcik vertonen een even grote dominantie van de harttak. Bij anderen is de invloed van het groeipunt verzwakt en krijgen we toch wat meer zijhout, dat op zijn beurt wel compact en kort blijft. Dit zijn tussenvormen tussen de normale groeiwijze en de spurgroei.
In een uitzonderlijk geval ontstaat er uit een zijknop een nieuwe scheut die de concurrentie met de harttak aangaat en ook steil omhoog groeit. Indien we de enkelvoudige zuilvorm wensen te bewaren, snoeien we deze concurrent zo snel mogelijk weg. Het gebeurt zelfs dat de mutatie terug doorbroken wordt en er uit een bepaalde knop terug de oorspronkelijke McIntosh groeivorm ontspruit. De tussenvormen verdragen de snoei zeer goed. Zijtakken die wat te lang worden, kunnen makkelijk ingekort worden tot op bloembotten. Er is weinig kans tot ongerijmde groeireacties.
De zijknoppen ontwikkelen zich meestal snel tot bloembotten, dit zijn gemengde botten waaruit enerzijds bloemen ontstaan en anderzijds een korte verlenging die met de jaren ontwikkeld tot een vruchtzetel. De snoei bij zuilvormen is super eenvoudig. Zolang er geen langere, ongewenste zijtakken ontstaan, wordt de boom ongemoeid gelaten. Ook de harttak snoeien we best niet in totdat de gewenste groeihoogte bereikt wordt. Meestal pas na 8 tot 10 jaar wordt de boom te hoog en kan de middentak afgeleid worden op een lager gelegen zijtak, best een die toch ook wel wat opwaarts gericht is. Dit omzetten naar een lager groeipunt gebeurt best in augustus, een periode wanneer er in hetzelfde groeiseizoen geen reactiegroei meer te verwachten valt. Het volgende voorjaar zal de ingesnoeide boom reageren met een veel mildere groei (minder knoppen die uitlopen) dan wanneer dezelfde snoeiingreep in de winterperiode zou gebeurd zijn. De overmaat aan uitgelopen scheuten kunnen het best voor begin juni uitgebroken worden.
Vruchtzetting en vruchtdunning
De vruchtbaarheid van de kolomvormen verschilt van variëteit tot variëteit, maar over het algemeen zijn deze spurs erg vruchtbaar, zeker wanneer we het aantal vruchten bekijken per meter hout. Let wel, de meeste spurvariëteiten zijn niet zelffertiel en hebben de kruisbestuiving nodig van een andere appelvariëteit om tot vruchtzetting te kunnen komen. Door de zeer korte internodiënafstand zitten de vruchtzetels erg dicht opeen. De zich ontwikkelende pitten in de gezette vruchten produceren hormonen die de bloembotvorming op de vruchtzetels in de buurt erg negatief beïnvloeden. Daarom zijn spurgroeiers erg beurtjaargevoelig. Na een jaar met tamelijk veel vruchtzetting volgt er dikwijls een jaar zonder of met maar zeer weinig bloemen. Zeer vroege vruchtdunning of zelfs bloemdunning kan deze tendens van beurtjarigheid wat verminderen.
Ziektegevoeligheid en gewasbescherming
De compacte groei geeft meestal aanleiding tot een dichte bladmassa, wat natuurlijk bevorderlijk is voor allerhande schimmelziektes en voor sommige insectenplagen. Daarom zijn er voor de meer recente selecties kruisingen gemaakt met soorten die een zekere resistentie of tolerantie in zich dragen tegen de schurftinfecties. Vanuit de McIntosh variëteit erfden de eerste spurselecties een sterke gevoeligheid voor vruchtboomkanker en witziekte. Verder doorgedreven kruisingen met weinig vatbare variëteiten voor deze schimmels, maken dat de selecties die nu aangeboden worden ook hier veel minder gevoelig voor zijn. Tijdens de jeugdjaren blijven deze bomen wel een geliefde plek voor de bladluizen die er snel tot grote kolonies kunnen ontwikkelen. Tijdig zorgen voor voldoende biodiversiteit in de buurt en enkele huis-, tuin- en keukenmiddeltjes kunnen de bladluizenkolonies sterk onderdrukken.
Weet wat je plant
In de handel worden er dikwijls variëteiten aangeboden onder de noemer balkonbomen of dwerggroeiers of zelfs als zuilbomen, zonder dat ze het typische wijcik-gen in zich dragen. Het gaat dan meestal over variëteiten met een ‘normale’ groeivorm, die meestal wel een goede vruchtbaarheid bezitten en geënt werden op een onderstam die aan de ent een zwakkere groei geeft. Mits de nodige en aangepaste snoeihandelingen kan je hiermee dikwijls wel een slanke spilvorm maken, maar bekom je nooit de compacte en zeer slanke groeiwijze van de echte kolombomen.