Fruitleibomen
René
Debrouwere was jarenlang vaste lesgever
van NBS-Mechelen. Ondermeer ook over
leivormen. Hij bezat ook een eigen laagstamfruittuin. Later bracht hij zijn collectie naar de tuin van zijn rijwoning, in een prachtig ontworpen en onderhouden leifruit aanplant. Bijgaande foto's werden daar genomen. Door omstandigheden moest René ook deze tuin opgeven, maar hij bleef actief in onze vereniging. Als één van de weinigen die de klassieke leivormcultuur beheersen, konden wij hem overtuigen om zijn kennis en ervaring op papier te zetten. Hij vatte alles metriculeus samen in de drie volgende teksten. |
Fruitleibomen - Boomkwekerij
Over
de verschillende leivormen in de boomkwekerij is in boeken en
tijdschriften al uitvoerig geschreven. Daar zal ik het hier niet over
hebben. Ik wil alleen iets zeggen over een onderwerp waar zelden over
gesproken wordt, namelijk , wat doen we als het verkeerd gaat ?
De groeiregels van Vöchting zijn daarbij een goede hulp. Ze zijn al meer dan 100 jaar oud maar nog altijd van toepassing. Ik zou u willen aanraden ze op de kop te tikken, bijvoorbeeld via het internet. Lees deze groeiregels, lees ze nog eens, leer ze uit het hoofd. U zult beter begrijpen wat er gebeurt met de sapstroom en op die manier veel problemen kunnen oplossen. Ik zal het hier alleen hebben over de beginperiode van het kweken, die voor alle vormen hetzelfde is. Ik vertrek vanuit een eenjarige oculatiescheut. A. Een tip bij het planten. 1. Men draait en keert het boompje in het plantgat tot men
een linker- en een rechterzijbladknop heeft (ongeveer) ter hoogte van
de onderste draad van het dradenstel.
In praktijk zullen beide knoppen niet op dezelfde hoogte komen. Dat heeft te maken met de internodiën (de afstand tussen twee bladknoppen). Deze afstand bedraagt enkele centimeters. Daardoor ontspruiten de twijgen niet op dezelfde hoogte. Dat ziet er een beetje vreemd uit, maar na een vijftal jaren is daar nauwelijks nog iets van te merken en zijn ze vrijwel op één lijn komen te liggen. Als dat gebeurd is plant men het boompje. Men bevoordeelt nu het onderste oog door , boven het oog een dwarse inkeping te maken en eronder drie langwerpige insnijdingen. Men snoeit nu de verlengenis in tot een stompje van ongeveer 4 cm boven de bovenste zijbladknop. 2. Dit probleem kan ook opgelost worden met een andere manier van opkweken. Bij het planten gaat men op dezelfde manier te werk als hierboven. Op 30 cm boven de grond, dus ter hoogte van de eerste draad, zoekt men nu één bladknop in vooraanzicht uit.
Men breekt het oog uit er zorg voor dragend dat men de basis niet kwetst, want links en rechts van die basis bevinden zich twee slapende ogen. Het zijn deze ogen die ons interesseren, want ze bevinden zich op dezelfde hoogte. Uit deze twee slapende.ogen zullen namelijk de zijtwijgen ontspruiten die ons probleem oplossen. Bij wijze van voorzorgsmaatregel bewaart men onder het uitgebroken oog twee zijdelingse ogen, voor het geval dat de slapende ogen niet wakker zouden worden. Doen ze dat wel en ontwikkelen ze zich normaal dan knijpt men de twee zijdelingse scheuten weer in. Anders bewaart men ze voor de vorming. Deze manier van werken heeft het voordeel een onberispelijke vorm te geven die de groeikracht regelmatig verdeelt en op die manier bijdraagt tot het bewaren van een goed evenwicht. Opmerking: Het
uitbreken van een bladoog is delicaat, want als men één van
de slapende ogen beschadigt krijgt men maar één zijscheut. Vandaar het
zoeken naar twee zijdelingse bladogen. Het draaien en keren in het plantgat dient vóór het planten te gebeuren, want erna is het niet meer mogelijk. Het
lukt niet altijd om een bladoog in vooraanzicht te vinden met in
de nabijheid twee zijdelingse ogen. Zelf heb ik 14 leivormen gekweekt
en slechts één boompje kwam in aanmerking. Maar het is altijd het proberen waard.
De twijgen uit de slapende ogen zijn aanvankelijk heel tenger, maar na enkele jaren komt dat in orde. 3. Wanneer men leivormen kweekt met regelmatige verdiepingen
(palmetten bijvoorbeeld) zal men ook een bladoog in vooraanzicht
moeten zoeken, want hieruit zal de twijg groeien die de volgende
verdieping vormt. Zoals hierboven zal men dus het boompje draaien
en keren tot men drie ogen heeft ter hoogte van de onderste draad, een
frontaal oog en twee zijdelingse. Ook de andere raadgevingen
blijven van kracht.
Ieder jaar wordt de verlengenis op dezelfde wijze en volgens dezelfde principes ingesnoeid zolang de vorming duurt, dat wil zeggen tot de gewenste hoogte bereikt is. B. Het nazicht tijdens de groei. Nu volgt de belangrijkste fase in het vormen van leibomen en dat is plooien of buigen van de twijgen. Hier moet men al zijn aandacht bij houden. Als de scheuten of twijgen voldoende sterk zijn en een zekere lengte hebben bereikt zal men ze langzaam omlaag binden en vlakliggend aan de draad vastmaken met de uiteinden schuin naar omhoog. Bij het uitbuigen moeten we zorgen voor een kleine regelmatige bocht, anders breekt de twijg af. Voorbereiding.
Eerst steekt men een lat of een bamboe achter het stammetje in de grond. Van boven aan het stompje en in de midden goed vastmaken. Gebruik een horizontale lat of een bamboestok om de twijg aan vast te maken ongeveer 4 cm boven de inplanting van de twijg. Misschien een tweede voor de onderste twijg. Wanneer ? Men mag al buigen tijdens het groeiseizoen, als de twijg 50 cm lang is. Om gemakkelijk te werken kan het buigen in verschillende fasen gebeuren, telkenmale bamboe gebruiken. Het buigen moet gebeuren vóór augustus. Waarom ? In Frankrijk spreken ze van aouter. Augustus is namelijk de maand waarin de VERHOUTING begint. In juli valt de groei van de scheuten stil en gaat hun kruidachtige vorm over in een halfhouterige vorm. Daardoor worden ze steviger en ook beter bestand tegen de winterse koude, maar tegelijk worden ze ook breekbaarder. Augustus is dus de maand waarin de twijgen gebogen kunnen/moeten worden .Wachten we langer dan worden ze te breekbaar. Om ze op de juiste plaats of in de gewenste stand te krijgen, zijn ze nu nog voldoende plooibaar en aanvaarden ze gemakkelijk hun nieuwe stand. Men moet natuurlijk zeer goed oppassen want de soepelheid gaat er al wat uit. Nu is dat het ideale moment, want later heeft men er moeilijkheden mee. Hoe gaan we te werk ? We voelen met de vinger waar de spanning zit en oefenen dan heel voorzichtig druk uit. Opletten dat de twijg niet breekt of dat het groeipunt niet loslaat ! Daarna horizontaal vastmaken met de uiteinden schuin naar boven. De volgende dag controleren. En nu ? De eerste vorming is gebeurd en nu kan begonnen worden met alle gewenste vormen. In de winter hoeft er normaal gezien niets te gebeuren. De twee twijgen laat men een seizoen doorgroeien. Laat de begroeiing op het stammetje en op het horizontale gedeelte enkele jaren staan zodat beide wat steviger worden. Evenwichtige groei. Het blijft belangrijk om na te gaan of de groei regelmatig verloopt. In acht van de tien gevallen zal de bovenste van de twee gesteltwijgen sterker groeien dan de onderste. Dat moeten we van meet af aan corrigeren, want als het evenwicht verstoord is, zullen de sterkste twijgen onvruchtbaar worden en de zwakste zullen zich niet normaal ontwikkelen. We moeten er dus zorgvuldig over waken dat beide twijgen gelijk opgroeien, anders komen we in de problemen. Indien dit nu het geval is, dat één van de twijgen sterker groeit dan de andere, dan moeten we optreden. Er zijn verschillende middelen om dit evenwicht terug in orde te brengen. Ik neem het middel die direkt inwerkt op de SAPSTROOM, ook behoud ik de volledige lengte van de beide twijgen. De sterkst groeiende twijg maak ik volledig los en buig hem tot tegen de grond, hem vast maken, zodanig dat hij daar blijft. De sapstroom is nu volledig afgeremd en de groei is er uit. De zwak groeiende twijg maak ik ook los en maak deze zo vertikaal mogelijk vast. De sapstroom is in deze twijg dus niet afgeremd en komt volledig ter beschikking aan de groei. Opletten tijdens het buigen om breuken te vermijden. Indien het evenwicht hersteld is maken we de constructie terug los en maken de twijgen terug vast in hun normale toestand. Ingeval het evenwicht NIET is hersteld, want in augustus treedt de VERHOUTING op, dan MOETEN we gans de construtie los maken en de beide twijgen in hun normale toestand vast maken …………de groei is gestopt. In de lente buigen we weer de twijgen als voorheen, tot het evenwicht bekomen is. Opmerking: Men gaat met de vorming NIET verder vooraleer het evenwicht is hersteld. C. Hulpmiddelen Het is bekend dat de onderste ogen nauwelijks nog uitlopen want de groei vindt bovenaan plaats. Er bestaan twee technieken om daaraan te verhelpen, de dwarse inkerving en de langwerpige insnede. Het zijn geen wondermiddelen maar ze helpen. 1 De dwarse inkerving
Om een “slapend” oog wakker te maken ,wordt 5 à 6 mm boven het oog een inkerving gemaakt in de vorm van een half maantje (2 tot 5 mm breed). Men begin rechts van het oog en maken een halve cirkel tot links van het oog. Men neemt de schors weg alsook een beetje wit hout, zodat de vaatbundels onderbroken worden. Door die inkerving wordt de sapstroom naar boven onderbroken en wordt het oog gestimuleerd door het opstijgend sap. Dit doet men in de maanden maart of april ,wanneer de sapstroom op gang komt. Heeft het geen effect dan probeert men het volgend jaar opnieuw 3 tot 4 mm boven de oude inkerving. Een andere mogelijkheid is dat we dezelfde ingreep doen onder een sterke twijg, die daardoor zwakker wordt, zodat de groei evenwichtig verloopt. Het halve maantje “ wijst “ in dit geval naar omhoog, in het vorige geval naar omlaag. Deze techniek is vooral geschikt voor kernvruchten. Toegepast op steenvruchten kan hij de gomziekte veroorzaken, met het verlies van de boom tot gevolg. De wonden moeten goed verzorgd worden, anders kunnen ze de toegangspoorten worden voor ziekten zoals kanker. 2 De langwerpige insnijding Terwijl de dwarse inkerving dient om de sapstroom te belemmeren, dient de langwerpige insnijding om ze te bevorderen. Ze kan gebruikt worden om slapende ogen te stimuleren .Daartoe worden aan de voet ervan drie insnijdingen gemaakt van 2 à 3 cm: één vertikale en twee schuine die bovenaan ( bijna ) samen komen. Deze wonde trekt sap aan waarvan het oog kan profiteren. Deze techniek kan ook gebruikt worden om zwakke twijgen te versterken. Deze worden over de hele lengte “ ingesneden “ zodat nieuw weefsel gevormd wordt en de sapstroom bevorderd Men voert deze insnijdingen best in de lente uit als de sapstroom in beweging komt, en NIET aan de zuidkant, want de wonde moet beschut worden tegen de zon om uitdroging (en loskomen van de schors) te voorkomen. Gebruik een scherp oculeermes om een gave wonde te bekomen. Druk (men gevoelt het als men door de schors komt) in plaats van te snijden zodat men het hout niet kwetst. Deze techniek kan zowel voor appel – als perenbomen gebruikt worden en heeft wisselend succes.
|
Fruitleibomen - Wintersnoei
Wie zelf zijn bomen
wil snoeien, laagstam of hoogstam, moeten nu hun snoeiknop een klik
doordraaien .Vergeet alles van de andere snoeiwijzen, de
WINTERSNOEI is totaal anders. Het gaat nu om de kleinste onderdelen van de boom zijnde bladknoppen, bloemknoppen en de sporen.
Hoe evolueren die drie deeltjes ? 1 We snoeien nu een twijg tot op enkele BLADKNOPPEN . 2 De bovenste bladknop, zal in de lente uitgroeien tot een TWIJG. De onderste bladknoppen zullen zich omvormen tot SPOREN. 3 Het volgende seizoen zullen die sporen BLOEMBOTTEN worden. Maar… de natuur is wispelturig en doet haar eigen zin. Het kan dus anders verlopen en daar moeten we op inspelen. Dat is de KUNST van het snoeien... hierover bestaat er heel weinig literatuur. De wintersnoei in 5 punten. 1 Snoei op DRIE OGEN. 2 Een spoor moeten we BESCHERMEN. 3 Snoeien in de BLOEMKNOP. 4 Trachten de VRUCHTBAARHEID nader bij te brengen. 5 Het behouden van VRUCHTBEURZEN. 1 Snoei op DRIE OGEN
Er wordt gesnoeid op drie ogen (drie ogen snoei) dat wil zeggen op drie goed zichtbare of voelbare bladknoppen, die ontspruiten op éénjarige twijgen uit de stam of gesteltak. Soms spreekt men ook van Klassieke snoei, Korte snoei, Franse snoei. Deze zijn ongeveer hetzelfde , al nemen ze soms 5 bladknoppen in plaats van 3. Bij de drie ogen snoei zorgen we er altijd voor dat de BOVENSTE bladknop naar BENEDEN gericht is, zodat de groei wordt afgeremd. Dus een bladknop naar ONDER. We zorgen ook voor een min of meer een pyramidale vorm, om de groei in EVENWICHT te houden .Op die manier komt er onderaan MEER sap en van boven MINDER sap. Daarom onderaan VIER ogen , in het midden DRIE ogen en van boven TWEE ogen. 2 Een SPOOR moeten we BESCHERMEN Wanneer we achter een spoor insnoeien zal dat spoor al het opstuwende sap krijgen en uitgroeien tot een twijg. We zijn dat SPOOR kwijt. Wanneer we echter insnoeien tot op één goede bladknop op éénjarig hout, dan zal deze bladknop het sap opvangen en uitgroeien tot een twijg. Het spoor zal dan misschien uitgroeien tot een BLOEMKNOP. Deze verrichting noemt men snoeien op een SAPPENTREKKER. Het is deze SAPPENTREKKER die dat spoor zal BESCHERMEN. 3 Snoeien in de BLOEMKNOP Snoeien in de BLOEMKNOP betekent eigenlijk snoeien onmiddellijk ACHTER de bloemknop, al de andere begroeiing die er na komt wordt weggesnoeid. Voor degene die twijfelen aan de bloemknoppen…snoei wat LATER, tot je werkelijk de bloemknoppen kunt onderscheiden. Waarom dit snoeien in de bloemknop ? Een bloemknop kan tot 7 bloemen bevatten naar gelang de variëteit .Wanneer we nu het te veel aan bloemknoppen laten staan, dan moet de boom veel ENERGIE gebruiken om die bloemen te laten ontluiken. Men zegt wel eens “ Hij bloeit zich kapot “. Als al die bloemen goed bestoven worden, zal de boom ook nog eens energie moeten gebruiken om de bestoven bloemen te laten afspenen tot kleine vruchtjes. Op een bepaald moment zegt de boom “ Het is welletjes geweest “…en wat gebeurt er…hij laat een gedeelte van de afgespeende vruchtjes , die hij met zoveel energie heeft gevormd, …VALLEN. Dit noemt men de JUNIRUI. Soms staan er nog te veel vruchtjes op de boom. Die verwijderen we dan met de hand. Dit alles kost de boom veel energie, en het kan gebeuren dat hij niet genoeg meer over heeft om de overblijvende vruchten te doen groeien en bladeren te vormen. Er zijn ook bloemknoppen die een groeipunt in zich hebben. Ze kunnen nieuwe groei opleveren, die we kunnen gebruiken tijdens de vorming. Opmerking: Op pas geplante bomen nemen we eventuele bloemknoppen weg. Hoe jonger de boom, hoe minder bloemknoppen we behouden. Bij zwak groeiende bomen laten we minder bloemknoppen staan. Bij sterk groeiende bomen laten we er meer staan. Denk na, als je een appel of een peer hebt per bloemknop, hoeveel vruchten je zult hebben. Men zorgt dat we ongeveer 10 vruchten per lopende meter hebben. 4 De VRUCHTBAARHEID nader bij brengen Elke boom, tak of twijg is anders, ontelbare gevallen kunnen zich voordoen bij het snoeien. Een uitstekend boek daarover is : “ ABC van het snoeien, door Jean Yves PRAT en Denis RETOURNARD “. Het snoeien van de vruchttwijgen heeft tot doel de groei te regelen, bloemknoppen te doen ontstaan, te zorgen voor vervangingstwijgen en de vruchtbaarheid van de bomen te vergroten. De vruchttwijgen van de vrijstaande vormen moeten rondom de tak verdeeld zijn. Takken van leibomen die tegen de muur staan, worden kaal gehouden aan de kant van de muur om de nodige luchtcirculatie te behouden. 5 Vruchtbeurzen behouden Een vruchtbeurs is een mergachtige groei van ongeveer 2 cm, die gevormd wordt tussen steel van de vrucht en de twijg waaraan de vrucht hangt. Het is geen regel maar het gebeurt vaak. Een vruchtbeurs kan drager zijn van : 1 bladknop, 1 spoor , 1 bloemknop , 1 stekeltwijg, 1 twijg, 1 twijgje. Dus nooit vruchtbeurzen wegsnoeien .Ze staan voor vruchtbaarheid. Tijdens de oogst sneuvelen vele vruchtbeurzen door het onoordeelkundig plukken van de vruchten. Opmerking: Dit zijn de 5 punten van de wintersnoei van leifruitbomen. Eén punt steekt er boven uit: EEN SPOOR MOETEN WE BESCHERMEN - EEN SPOOR …EEN SAPPENTREKKER Dit voert men blindelings, zelfs automatisch uit. Deze punten kunnen in willekeurige volgorde worden toegepast, men voert ze uit ……als ze zich voordoen. Het snoeien zelf Vooraleer te snoeien, wandelt men rond de boom, om hem eens goed te bekijken Want elke boom, elke tak, elke twijg is anders. Men begint onderaan te snoeien en gaat zo naar boven, dan heeft men er een duidelijk zicht op. Mijn snoeimeester zei : ” Een snoeier moet spreken tegen de boom…hij moet zeggen wat hij wil…en de boom zal hem antwoord geven.“
|
Fruitleibomen - Zomersnoei
Men zegt weleens, wanneer men veel werk heeft met de WINTERSNOEI…dat we de ZOMERSNOEI verwaarloosd hebben. Het is een gans andere snoei - typisch LEIBOMEN. Men moet er zich volledig mee in leven met deze snoei, want er bestaat over de ZOMERSNOEI heel weinig literatuur. De ZOMERSNOEI is voor mij de voornaamste snoei, we kunnen er altijd mee corrigeren en dat kunnen we niet met de wintersnoei. 1 Men onderscheidt TWEE leiboomculturen A De muurcultuur.
De wintersnoei is voor beide culturen hetzelfde. Bij zomersnoei maken we voor de muurcultuur een uitzondering. Bij de muurcultuur wordt de draad, waarop de houten latten of bamboestokken, waarlangs de twijgen van de boom geleid worden, op ongeveer 10 tot 15 cm van de muur gespannen. Zuiderse muren kunnen tijdens de zomer heel warm, zelfs heet worden. Door die afstand, muur – boom, heerst er nu een luchtcirculatie, door afgifte van warmte van de muur, zorgt dit voor een gunstig microklimaat. Daarom, tijdens de zomersnoei nemen we ALLE scheuten weg, die tussen de boom en de muur komen, dit om deze ruimte te behouden. B Volle windcultuur. Het wegnemen van overtollige scheuten , door niet meer blad en scheuten te laten dan die nodig zijn. Een te veel blad en scheuten verhinderen het nodige zonlicht en lucht. Er worden minder sappen verspild voor nutteloze houtvorming. De groei zal gestimuleerd worden waar nodig is, om te trachten om ongeveer alle 15 cm een vruchtzetel te bekomen. 2 Nijpen Als men over snoeien spreekt, denkt men onmiddellijk aan een snoeischaar. Het meeste werk van de zomersnoei gebeurt ZONDER snoeischaar, gewoon met de hand. De snoeischaar blijft op zak. Met de nagel van de duim en wijsvinger nemen we hele scheuten weg, dit noemen we het NIJPEN. De groene scheuten in het voorjaar en zomer gevormd, zijn kruidachtig, pas vanaf juni, juli begint de basis van de scheut te verhouten en kunnen niet meer afgenepen worden. Waarom nijpen ?
Wanneer we nu wonden maken tijdens het snoeien met een goede snoeischaar, maakt men fijne gave wonden, die snel herstellen. Daarentegen, wanneer we nu wonden maken door te nijpen, zal men grove, brute wonden maken, die er veel langer over doen om te herstellen. Het is juist die tijd die ons interresseert, die nodig is om de wonde te herstellen. Doel ? Nijpen heeft tot doel de groeikracht van de scheuten in te tomen, zodoende kunnen we de ontwikkeling van de scheut, zodanig sturen dat lager gelegen knoppen sterker worden gemaakt, door ze extra te bevoordelen met sap. De eindscheut of verlengenis wordt niet genepen (wintersnoei). Wanneer ? De scheuten worden genepen als het bladknopje in het bladoksel ZICHTBAAR is. Niet alle scheuten zijn even ver doorgegroeid om genepen te worden, daarom zal de eerste nijping over een paar weken gespreid worden, door bijvoorbeeld eens per week alle leibomen na te zien of te controleren. Hoe ? NORMALE scheuten worden op vijf volwassen bladeren genepen. STERK groeiende scheuten, nijpen we kort in op één blad . Het zou nu kunnen , dat op vlak groeiende gesteltakken, er water- of sterke scheuten groeien. Deze neemt men op voet weg, zelden lukt het om ze om te vormen tot vruchthout. Het zou ook kunnen, dat uit de voet, de aanwezige slapende ogen meerdere zwakke scheuten doen ontstaan, waarmee we dan kort vruchthout kunnen kweken. KALE stukken – op deze kan het ook voorvallen, dat de 1 jarige twijg op de bovenste bladknop uitloopt met een scheut…maar dat de middelste en de onderste bladknoppen blijven slapen. Hoe gaat men nu te werk. Men zal weer inwerken op de sapstroom. De nieuwe scheut die uit de bovenste bladknop komt, zal men nu innijpen tot op het BLADROZET. Het bladrozet heeft onderaan verschillende bladeren met slapende ogen. Weer wordt de groei vertraagd en de stuwende sapstroom die wil uitbreken. Het is de bedoeling en de betrachting dat het middenste en het onderste oog van de twijg van verleden jaar uitlopen. Dan hebben we ons doel bereikt. Stellen we deze bewerking één jaar uit , dan stelt zich het volgend jaar misschien weer hetzelfde probleem, en dan hebben we een kaal stuk van ongeveer 20 tot 30 cm. Daarbij komt ook nog dat de schors dikker wordt en het uitlopen van de slapende ogen moeilijker maakt. Dus het advies is , wanneer het zich voor doet , zo rap mogelijk innijpen tot op het bladrozet en dan maar hopen op groei . 3 Eerste innijpen De scheut die reeds vijf volwassen bladeren heeft, is ook verder doorgegroeid en de verlengenis van de scheut telt nu soms zeven, acht, negen…onvolwassen blaadjes en die vormen de top. Deze top is nog kruidachtig en kan men gemakkelijk innijpen. Daarentegen kan de scheut ter hoogte van het vijfde en het zesde blad, al wat houtachtig zijn en wordt het moeilijk om op die plaats in te nijpen. In GEEN geval de snoeischaar gebruiken, met deze maken we gladde, gave wonden. Dit is juist wat we moeten vermijden: we moeten een grove, bruute wonde hebben. Hoe gaat men nu te werk ? We maken nu gebruik van ons snoeimes. We houden het snoeimes, vertikaal met de snede naar boven. Plaatsen nu het mes onderaan de scheut, tussen het vijfde en het zesde blad. We drukken nu met de duim van de hand, die het snoeimes vast houdt , de scheut naar beneden: deze zal afbreken. Het kan gebeuren dat de afgebroken scheut nog met enkele vezels vast zit. In dit geval , maken we met een opwaartse snijdende beweging de vezels los. Door het afbreken hebben we nu een grove, bruute wonde gemaakt. En hoe grover de wonde, hoe langer het zal duren vooraleer ze zal hersteld zijn en dit kan verschillende weken duren. Tijdens het genezingsproces kan de sapstroom niet verder, blijft in de scheut achter en komt nu in hoge mate ter beschikking van de lagere bladknoppen, die normaal over minder sap beschikken. Door deze bewerking zullen we goed gevormde bladknoppen krijgen. Opmerking: Door de eerste nijping is de groei ernstig belemmerd, de sapstroom die de toppen van de scheuten deed groeien is nu ten goede gekomen aan de lager gelegen knoppen waaruit vruchthout kan gevormd worden. Dat is juist de bedoeling van dit innijpen. 4 Tweede nijping Na verloop van tijd , zal de wonde hersteld zijn en zal de sapstroom weer zijn vroegere functie uitoefenen…groei. We zullen hergroei krijgen uit het bladoksel van het vijfde blad en er zal een nieuwe scheut uitlopen. Zodra de scheut 20cm lang is wordt ze op twee bladeren genepen, dit kunnen we met de nagel van de duim doen, daar de scheut nog kruidachtig is, zelfs kan het gebeuren dat ook uit het vierde bladoksel een scheut uitloopt. Deze bewerking zullen we moeten herhalen, telkenmale we terug groei krijgen. Dit kan zich één tot twee , zelfs tot drie maal herhalen . 5 Stoppen met nijpen Op een bepaald ogenblik stopt de groei , dit kan afhangen van de variëteit en de groeiomstandigheden. Dit is moeilijk te voorspellen. De scheuten sluiten zich af met een knop. Bij een normale scheut in groei, zijn de topblaadjes zeer dicht aaneen gesloten. Bij einde groei vormt de scheuttop geen nieuwe blaadjes meer. De blaadjes wijken uiteen en laten duidelijk een knopje zien. Dit is het teken dat er met het nijpen moet gestopt worden, ondanks dat men nog scheuten heeft met zeven, acht, negen bladeren. Voor deze scheuten is de groei gedaan. Negeert men toch de scheuten met afgesloten eindknop en nijpen we die toch weer in, dan wakkeren we weer de groei aan en dan weten we niet wanneer de groei weer zal stoppen. Dus eindknop gevormd, blijft er af…ondanks!!! 6 Uitbuigen Waarom ?
Men gaat de éénjarige scheuten, zo horizontaal mogelijk afbuigen, rekening houdend dat de voet van de scheut mee komt, zodanig geen te grote spanning opleggen…men moet de spanning…aanvoelen, door op de scheut te duwen. Anders maakt men katteruggen, want op die plaats bevinden zich ook knoppen, die lopen dan uit en vormen nieuwe krachtige scheuten die we best kunnen missen. Dus de voet moet zoveel mogelijk mee afgebogen worden. Opletten voor het uitscheuren van de voet. Het doel van dit afbuigen is juist hetzelfde als de scheuten innijpen. Door ze af te buigen, vertragen we ook de sapstroom en dit komt weer ten goede aan de onderste knoppen, dit om weer sterkere knoppen te krijgen. Wanneer ? Terzelfde tijd, als men de scheut innijpt , buigt men de scheut uit. Het is een zeer tijdrovend werk, want bij de eerste nijping heeft men het meeste werk. Na ongeveer drie tot vier weken, mag men de uitgebogen scheuten weer los laten, ze behouden hun uitgebogen stand. Middelen ? Koorden maken de hoofdzaak uit. Nylon of plastieken kan men later hergebruiken. Allerhande middelen om de scheuten om te buigen , zoals potjes met zand, gewichtjes…enz (iets voor de handige Harry). Bakstenen op de grond om de touwen aan vast te binden. 7 De vruchtbaarheid naderbij brengen Uit de éénjarige scheuten die men tijdens de wintersnoei op drie ogen snoeide, krijgen we uit de bovenste knop, eventueel ook uit de middelste knop een scheut. We gaan de vruchtbaarheid nu naderbij brengen door de scheut komende uit de bovenste knop weg te nemen. Waarom ?…laten we die scheut (bovenste knop) tijdens de zomer staan, dan wordt ze toch weggenomen tijdens de volgende wintersnoei. De scheut komende uit de bovenste knop, zal altijd sterker zijn , dan de scheut uit de middelste knop. Als we die scheut NU wegnemen, dan kan de scheut komende uit de middelste knop sterker uitgroeien, daar ze nu alle sap krijgt. 8 Groeischok effect Nu is er nog één belangrijk punt betreffende de uitvoering van de zomersnoei. Wanneer we nu gans de boom INEENS zouden innijpen, dan krijgt de boom een te grote GROEIREMMING (groeischok), die nadelig is voor de boom. We lossen dat op door het innijpen in tweemaal te doen, eerst van boven en dan 14 dagen later de onderkant. Slot Dit is nu de zomersnoei. Al de punten die we hebben gezien hebben geen volgorde, ze worden toegepast…gelijk ze zich voordoen. Er kruipt veel tijd in, als men het goed wil doen, want de eerste nijping vraagt de meeste tijd, daar is men al gauw een zekere tijd mee bezig en deint dan stillekens aan uit. Men zal een keuze moeten maken in de soms heel drukke zomer. Het is beter een scheut te laat te nijpen dan te vroeg. Als we beginnen innijpen, eerst eens rond de boom gaan en alles goed bekijken, want elke boom, elke tak, elke twijg is anders. Ik herhaal nog eens wat mijn SNOEIMEESTER me zegde: “ Een snoeier moet tegen de boom spreken “ Bijvoorbeeld…ik zou dat willen bekomen…en ’t is de boom die antwoord zal geven...
|